Artikel Gifted zomer 2014
(Hoog)begaafde
kinderen die mediteren, houden zich beter staande
door May
Nellen
Begaafde en hoogbegaafde leerlingen
hebben moeite hun aandacht ergens bij te houden en zich te concentreren. Zelf
geven ze vaak aan dat het saai is op school en dat ze zich vervelen. De Stichting
Leerplanontwikkeling (SLO) noemt op haar website een aantal kenmerken van
onderpresteerders zoals: de leerling kan wegdromen, klaagt over verveling, heeft
een laag werktempo, heeft het huiswerk niet af, heeft een korte spanningsboog, is
vergeetachtig, is snel afgeleid en heeft moeite met taakgericht werken. Deze
kenmerken hebben allemaal te maken met aandacht en concentratie.
Concentratieproblemen zijn het gevolg van verschillende factoren, zowel in het kind zelf als in zijn omgeving. Veel hoogbegaafde kinderen hebben diverse overexcitabilities. Deze werden voor het eerst gezien door Kazimierz Dabrowski (1902-1980). Ze maken het kind gevoeliger voor invloeden uit de omgeving. Daarnaast speelt het curriculum op school een belangrijke rol.
Overexcitabilities
Veel ouders maar ook docenten van begaafde kinderen signaleren regelmatig dat deze kinderen (over)gevoelig kunnen reageren op situaties die door anderen als een non-event ervaren worden. De meest universele interne factor van begaafde kinderen is hun intense aard (Webb, 1993). Dabrowski (1966) heeft veel onderzoek gedaan naar deze overgevoeligheden. Hij omschrijft ze als een hoger dan gemiddelde gevoeligheid van het zenuwstelsel voor prikkels en een hogere dan gemiddelde respons op deze prikkels. Hij beschrijft vijf overexcitabilities: beeldend, emotioneel, intellectueel, psychomotorisch en sensueel.
Ook uit recentere onderzoeken blijkt dat bijvoorbeeld creativiteit vaak gepaard gaat met verlaagde latente inhibitie (Thys, 2011). Normaal gesproken filteren de hersenen informatie weg die als niet belangrijk beschouwd wordt (latente inhibitie). Bij creatieve personen laat dit filter veel meer informatie door dan gebruikelijk. De positieve kant hiervan is dat zij combinaties maken en mogelijkheden zien die voor anderen verborgen blijven. De schaduwzijde hiervan is dat zij overgevoelig waarnemen en denken. Dergelijke leerlingen horen en zien alles in de klas, waardoor het voor hen lastig is om zich goed te kunnen concentreren.
Curriculum op school
Het
reguliere onderwijs is vooral gericht op de gemiddelde leerling. Het curriculum
op school bevat daardoor te weinig uitdaging voor de begaafde leerling, wat
leidt tot verveling. Hoogbegaafde leerlingen hebben leereigenschappen die
gemiddelde leerlingen niet hebben. Zo hebben ze minder behoefte aan instructie
en herhaling.
De SLO stelt dat hoogbegaafde leerlingen vijftig tot vijfenzeventig procent van de oefenstof
over kunnen slaan en dat vijfenzeventig tot honderd procent van de
herhalingsstof voor hen overbodig is. Een hoogbegaafde leerling voor wie deze
aanpassingen nog niet gedaan zijn, zit dus een groot deel van de dag onder zijn
niveau te werken. Hij maakt opdrachten die geen uitdaging meer inhouden. Het
wordt dan heel lastig om de aandacht erbij te houden. Zo’n leerling brengt een
groot deel van de dag in school door met wachten op de andere leerlingen tot die
ook zo ver zijn. Het gevolg is dat hij gaat dagdromen, traag gaat werken en
zich verveelt. Hierdoor kunnen hiaten in zijn kennis ontstaan. Hij was net even
niet met de aandacht bij de instructie toen het wel zinvol was voor hem. De
rapporten vertonen steeds meer slechte cijfers. Zowel de ouders als het kind
zelf beginnen te twijfelen aan zijn capaciteiten. De gemoedstoestand van alle
partijen daalt.
Meditatie
Inmiddels is
uit vele onderzoeken gebleken dat meditatie de concentratie en de leerprestaties
kan verbeteren.
Prakash (2012)
stelt vast dat oudere mensen die langdurig mediteren, beter presteren op
cognitieve taken dan mensen die niet mediteren. Deze onderzoeker voerde testen
uit op het gebied van het korte termijngeheugen, verwerkingssnelheid, aandacht
en executieve functies. De executieve functies worden door Dawson (2010)
omschreven als hogere cognitieve processen om activiteiten te plannen en te
sturen, zoals taakinitiatie en doorzettingsvermogen, werkgeheugen, volgehouden
aandacht, het monitoren van prestaties, onderdrukking van impulsen en
doelgericht doorzettingsvermogen. Op alle gebruikte testen waren de prestaties
van mensen die meerdere jaren ervaring hadden met meditatie, beter dan van mensen
die nooit mediteren.
Diverse andere
auteurs laten zien dat meditatiebeoefening de hersenenactiviteit in
verschillende delen van de hersenen verbetert. Deze delen zijn onder andere betrokken
bij het verwerken van sensuele, cognitieve en emotionele processen. Tijdens
meditatie worden de hersenen deels afgesloten voor prikkels vanuit de
zintuigen. Er ontstaat een hogere concentratie en een verhoogd bewustzijn,
doordat de afleiding door prikkels uit de omgeving geremd wordt.
Levenson (2012) vond
dat boeddhistische monniken, die regelmatig mediteren, minder heftige
schrikreacties hebben na een onverwachte gebeurtenis. Mediterende deelnemers
aan een onderzoek van Clifford (2013) vertoonden na het zien van schokkende
beelden eveneens minder boosheid en minder lijden dan de controlegroep. Gebieden
in de hersenen die betrokken zijn bij positieve emoties, zelfcontrole en
temperament, waren actiever. Desbordes concludeert dat meditatie de controle
over de amygdala verbetert. Dit hersengebied is het knooppunt voor
angstherinneringen (LeDoux, 2003). Al na acht weken van meditatiebeoefening is
de controle over de amygdala meetbaar verbeterd (Desbordes, 2012).
De
geschiedenis leert ons dat Newton op een mooie dag in de tuin zat en een appel
uit een boom zag vallen en zo op het idee van de zwaartekracht kwam. Archimedes
ontspande in een warm bad omdat hij geen oplossing kon vinden voor het probleem
van de koning die graag wilde weten of zijn kroon helemaal uit goud bestond. De
kroon moest heel blijven. En opeens wist hij het.
Inmiddels weten
we door onderzoek van Jung-Beeman (2004) dat er een verschil is tussen het
vinden van een oplossing door plotseling inzicht, een aha-moment, en een oplossing
waarbij er geen sprake is van een plotseling inzicht. Deze onderzoeker vond dat
kort voordat iemand tot inzicht komt er in de hersenen een sterke piek van alfagolven
is, die vervolgens inzakt, waarna er een piek ontstaat van gammagolven. Direct
daarna valt het aha-moment.
Door even te
ontspannen kwam zowel Newton als Archimedes tot genoemd inzicht. Nu blijkt dat er
tijdens meditatie, net als bij ontspanning, een toename van alfagolven in de
hersenen is (Halsband, 2009). Tijdens meditatie worden de hersenen deels
afgesloten voor prikkels vanuit de zintuigen. Er ontstaat een hogere
concentratie en een verhoogd bewustzijn. Mogelijk leidt dit tot het plotselinge
inzicht.
Meditatie als remedie tegen
concentratieproblemen
Mijn
hypothese is dat begaafde kinderen veel baat kunnen hebben bij meditatie, alhoewel
het bovenstaande daarmee in tegenspraak lijkt. Begaafde kinderen nemen intenser
waar en reageren met grote heftigheid op gebeurtenissen, zo zegt Dabrowski.
Juist dit maakt hen tot wie ze zijn: mensen die tot onverwachte inzichten
kunnen komen en verbanden kunnen leggen die voor anderen verborgen blijven. Prachtige
invallen zoals die van Newton en Archimedes willen we toekomstige generaties
niet onthouden. Daarom moeten we hun overgevoeligheden koesteren en niet
onderdrukken.
Door
meditatie worden hun kwaliteiten niet onderdrukt, maar krijgen ze deze meer
onder controle. Zoals hierboven vermeld, speelt de amygdala een belangrijke rol
bij het verwerken van angstherinneringen. De eerste reactie op een stressvolle
gebeurtenis is vluchten, vechten of bevriezen. Deze reacties zien we terug bij
begaafde kinderen die aan het onderpresteren zijn. Het ene kind vecht, verzet
zich tegen alles, hij heeft gedragsproblemen ontwikkeld. Het andere kind
bevriest, learned helplessness is het gevolg. Hij onderneemt geen enkele
actie meer om iets aan de situatie te veranderen, hij conformeert zich aan de
situatie. Kinderen die vluchten, verzaken school en lopen het risico om drop-outste worden. Prestaties van hoog niveau zijn in al deze situaties niet
waarschijnlijk.
De oosterse
monniken die hierboven beschreven werden, bleken na een stressvolle gebeurtenis
sneller te herstellen dan mensen die niet mediteren. Zij hebben geleerd om door
meditatie de activiteit van de amygdala te beheersen. De eindconclusie van het onderzoek
van Ekman (2005) is dat de monniken ook daadwerkelijk gelukkiger en kalmer
waren dan andere mensen. Deze rust en kalmte in het hoofd geeft een kiem van
een idee de kans om tot ontwikkeling te komen.
Door
begaafde kinderen te leren mediteren, is het mogelijk dat ze zich beter staande
kunnen houden in een schoolse omgeving die voor hen verre van ideaal is. Ze
hoeven dan niet te vechten, te bevriezen of te vluchten. Ze krijgen meer
controle over hun emoties, waardoor ze meer ontspannen zijn en daardoor een
grotere kans hebben om tot bijzondere inzichten te komen. Hun kwaliteiten en
hun overgevoeligheden worden niet onderdrukt, maar beheerst. Ze ervaren veel
minder faalangst en gaan blijer door het leven.
Ik hoop met
dit artikel bij te dragen aan een beter begrip van en waardering voor de overexcitabilitiesvan hoogbegaafde kinderen. Het is geen pleidooi voor het achterwege laten van
aanpassingen in het curriculum van begaafde leerlingen, omdat uitdagingen net
als meditatie invloed hebben op de plasticiteit van de hersenen. Uitdagingen
bevorderen de ontwikkeling van andere gebieden in de hersenen en zijn om die
reden onontbeerlijk voor elk kind. Daarbij is bekend dat stress een grotere
invloed heeft op het welbevinden van iemand wanneer men geen controle heeft
over de situatie die stress veroorzaakt.
Een
hoogbegaafd kind in een leeromgeving die niet tegemoet komt aan zijn behoefte,
heeft geen enkele invloed op zijn omgeving. Hij moet gewoon zijn hele
schooltijd uitzitten.

Referenties die bij dit
artikel horen, zijn terug te vinden via www.maynellenabc.nl.
Illustratie: Marissa van der Sluis, Priscilla Honing,
May Nellen